Opschaling in health tech vergt grote investeringen. Moeten institutionele beleggers zoals pensioenfondsen als geldschieter optreden? Speciaal gezant Constantijn van Oranje van Techleap loopt niet direct warm bij het idee dat zij directe investeringen gaan doen. Wel dat ze meer investeren in venture capital fondsen.
Niet geld als zodanig, maar ruimte voor ondernemerschap in combinatie met slimme digitale architectuur kunnen in zijn ogen de sector de benodigde impuls geven. De uitdagingen in de zorg zitten niet zozeer aan de aanbod kant van innovatie, maar bij de bereidheid en capaciteit van de zorgsector om deze af te nemen. Tijdens Zorg & ict op 9 april maakt hij de winnaar van de tiende Nationale Zorginnovatieprijs bekend en deelt hij zijn visie op opschaling in health tech.
Als ‘groeiversneller’ van start ups en scale ups steekt Techleap ieder jaar de peilstok in de Nederlandse tech-sector. Uit de laatste editie van The State of Dutch Tech komt naar voren dat Nederlandse groeibedrijven vorig jaar 3,1 miljard euro aan investeringen ophaalden. Maar dat is niet het hele verhaal. De investeringen komen bij een steeds kleiner aantal bedrijven terecht. Vooral voor bedrijven in de vroege fase is het steeds moeilijker om aan geld te komen. Ook de doorgroei van start ups naar scale ups stokt.
Puntoplossingen
De ontwikkelingen in de Nederlandse health tech-sector sluiten naadloos aan bij deze trend. “We zien veel start ups die het moeilijk vinden om aan investeringen te komen”, constateert Constantijn. “Dat is een patroon dat zeker in health al langer speelt.”
Een deel van dit probleem ligt volgens Constantijn bij de health tech start ups en scale ups zelf. Nog te vaak denken ze in puntoplossingen. “Veel start ups bedenken een oplossing voor één probleem. Dat kan een nuttige oplossing zijn, maar dat is nog geen bedrijf. Venture capital wil dat je een bedrijf hebt met groeipotentieel. Als je hardware gaat maken, moet je echt wel bedenken waar je over vijf of tien jaar staat. Heb je dan een robot die één ding doet of heb je een platform waar veel meer dingen mee kunnen?”
Filantropie
Ook over de bedrijfsmatige opzet wordt geregeld onvoldoende nagedacht. “Als je een potentieel geweldige uitvinding hebt om een ziekte de wereld uit te helpen, maar verzekeraars vergoeden die niet en ziekenhuizen vinden het te complex om te testen, dan is een bedrijf niet het goede vehikel. Dan heb je een ander soort geld nodig en moet je misschien een beroep doen op filantropie. Ik zie het daar vaak fout gaan. Start ups moeten begrijpen dat ze echt iets moeten oplossen. Niet voor de patiënt, want die betaalt niet, maar voor de zorgaanbieders of zorgverzekeraars. Een efficiënter proces, hogere productiviteit, minder uitval, dat zijn zaken die impact hebben voor partijen die betalen.”
Nationale Zorginnovatieprijs
Impact is ook waar het wat Constantijn betreft om draait bij de Nationale Zorginnovatieprijs. Op 9 april zal hij tijdens Zorg & ict de winnaar van de tiende editie bekend maken. “De Zorginnovatieprijs biedt baanbrekende oplossingen een podium”, aldus Constantijn. “De prijs stimuleert ontwikkeling van innovaties die de zorg verbeteren en toegankelijker maken voor iedereen. Hopelijk volgt de zorg dit voorbeeld door toegankelijker te worden voor de innovaties die deze ondernemers bieden.”
Subsidiestroom
Start ups mogen misschien moeilijker aan privaat geld komen, in Nederland draait nog altijd een grote subsidie-carrousel. Geeft dit start ups lucht of werkt deze subsidiestroom puntoplossingen en gebrek aan zakelijkheid in de hand? Constantijn: “Ik denk dat het goed is dat er subsidiegeld is in die vroege fase, want vaak is die nog heel research-intensief. Je moet door allerlei hoepels zoals klinische trials. Dat kost veel tijd en geld waar een private investeerder niet voor wil betalen. Teamvorming is ook een risico. Het gaat vaak om wetenschappers en die zijn niet altijd de beste ondernemers. Dus daar stapt een investeerder niet zo gauw in.”
“Daar heeft publiek subsidiegeld absoluut een belangrijke rol te spelen. Maar je zou patronen van bedrijven die het toch niet gaan redden eerder moeten herkennen. Er moet in een vroegere fase scherper gekeken worden of een idee levensvatbaar is. Zo voorkom je dat mensen en organisaties lang aan een innovatie trekken die het toch nooit gaat redden. Daar moeten we geen publiek geld in pompen en dan maar hopen dat het wat wordt.”
Pensioengelden
Eenzelfde bedenking geldt wat Constantijn betreft voor de suggestie om pensioengelden te investeren in health tech. Directeur Arjan van den Born van ROM Region Utrecht pleitte onlangs voor de oprichting van een age tech-fonds ter grootte van 1 miljard euro, dat door de pensioenfondsen gevuld zou moeten worden.
Geen flappentap
“Pensioenfondsen moeten vooral investeren in goede proposities, want het gaat om geld van pensioengerechtigden. Die moeten rendement krijgen. Het geld van de pensioenfondsen is er om geïnvesteerd te worden, niet om allerlei diensten voor ouderen te financieren. Dat moet je wel uit elkaar houden. Maar als er goede investeringsproposities liggen, waarom zou een pensionfonds dan niet investeren?”
“Je hebt grote fondsen waarin je redelijk wat geld kunt alloceren. Dat kan een win-win-win situatie zijn, want je bent aan het investeren in fondsen die investeren in Nederlandse bedrijven die nieuwe oplossingen brengen. Maar het is lose-lose-lose als je pensioengeld stopt in proposities die eigenlijk niet investeerbaar zijn en nooit van de grond kunnen komen. Een pensioenfonds moet geen flappentap zijn waar je een miljard uit trekt zonder überhaupt aan te geven hoeveel interessante bedrijven er eigenlijk zijn.”
Leren van India
Hoe wél succesvol op te schalen, kan Nederland volgens Constantijn leren van India. Daar stampte topman Nandan Nilekani van IT-bedrijf Infosys in opdracht van de overheid in no time ’s wereld grootste biometrische identificatiesysteem uit de grond. ‘Aadhaar’, wat in Hindi zoveel betekent als ‘basis’ of ‘fundament’, geeft 1,3 miljard Indiërs via een uniek twaalfcijferig identificatienummer digitaal toegang tot financiële diensten. Dit dienstenpakket is inmiddels organisch uitgebreid met telecom, onderwijs en zorg.
Matig compromis
“De Europese aanpak is gebaseerd op het harmoniseren van nationale initiatieven en wetgeving”, stelt Constantijn. “De aanpak is altijd regelgeving. Het duurt lang voordat je dat uit-onderhandeld hebt en je krijgt altijd een matig compromis. Wat India laat zien, is hoe je met slimme architectuur veel van de problemen oplost die wij met regelgeving proberen op te lossen, zoals interoperabiliteit, toegankelijkheid, governance en publiek-private samenwerking.”
“Iemand in India vertelde me: ‘We shouldn’t be building solutions, we should be building infrastructure’. Aadhaar is begonnen omdat de Indiase overheid bepaalde subsidies niet bij de mensen kon krijgen die daar recht op hadden. Ze wisten niet wie die mensen waren. Die hadden geen bankrekening. Nu kun je dat in een paar minuten regelen en hebben meer dan een miljard mensen een bankrekening.”
Nadat het Aadhaar-platform in de lucht was, bleek al snel dat het meer kon doen dan alleen geldzaken. “Toen die vragen rond unieke identificatie op een veilige, privacy-vriendelijke manier waren opgelost, ontstond het idee om zo gezondheidsdata te ontsluiten. Nu bouwen ze er ook een energie-laag op. Dus laag voor laag bouwen ze een hele digitale infrastructuur. Er is geen enkele reden waarom we dat met Europa niet zouden kunnen. Maar je moet er wel voor samenwerken.”
Retro-fitten
Het probleem is volgens Constantijn dat de Europese Unie vooralsnog meer energie steekt in het bedenken van regels om veelal niet interoperabele legacy-systemen aan elkaar te knopen. “We zijn nu aan het retro-fitten in plaats van dat we zorgen dat alle nieuwe data voldoet aan dezelfde standaarden. Als we een identiteitsoplossing combineren met een open elektronisch patiëntendossier, met de data bij de patiënt, kun je van daaruit een Europese zorgdienstverlening opbouwen.”
“Wat de Indiërs goed hebben gedaan, is dat ze iemand hebben gevraagd die weet waar hij het over heeft. Vervolgens heeft zijn team een open systeem gebouwd dat is bedoeld om de burger en patiënt optimaal te bedienen. Iedereen kan er gebruik van kan maken, iedereen kan er diensten op aan bieden. Het is ondergebracht in een publiek-private stichting, die niet gepolitiseerd is en ook geen compromis vormt tussen bestaande belangen. Als je alles wilt harmoniseren en iedereen een stem geeft aan tafel, dan kom je er nooit.”
Constantijn van Oranje reikt op 9 april tijdens Zorg & ict in Jaarbeurs Utrecht de tiende Nationale Zorginnovatieprijs uit. Tijdens de uitreiking gaat hij samen met andere experts dieper in op de toekomst van de Nederlandse health tech.
